Care Inn

Column Roland Smulders: Hoofdpodium


Columnist Roland Smulders neemt u mee, een kijkje in zijn Oisterwijk:

Roland Smulders (Foto: Iris de Groot).

 

Mijn woonplaats Oisterwijk heeft een nieuwe stadsdichter. Een witte man op leeftijd. Je zou kunnen zeggen dat de organisatie elke kans die zich voordeed heeft laten liggen. Of dat erg is? Misschien niet. Inclusief Nederland zal bij het horen van het nieuws waarschijnlijk de wenkbrauwen fronzen, maar daar hoeven wij in de Oisterwijk en omgeving niet wakker van te liggen. Als de nieuwe stadsdichter mij de komende jaren trakteert op gedichten over zonsondergangen, kronkelige bomen en het sparen van kool en geit, zal ik het wel merken. Voorlopig krijgt hij van mij het voordeel van de twijfel.

Jaloers ben ik zeker niet. Je moet het maar willen zijn. Van een staddichter wordt verwacht dat hij of zij op bijzondere momenten naar de pen grijpt om iets gedenkwaardigs met de wereld in het algemeen en Oisterwijk in het bijzonder te delen. Als er een nieuwe reus is geboren bijvoorbeeld, of als een dorpspomp ter gelegenheid van carnaval spontaan bier begint te schenken. In dat geval moet een stadsdichter het podium beklimmen om er wat diepe gedachten over te spuien. Het getuigt van slechte manieren om dan te informeren naar de geestesgesteldheid van de vragensteller. En natuurlijk moet een stadsdichter ook aan de bak bij de belangrijkste gebeurtenis die hij of zij zal meemaken: het omgehangen krijgen van de bij het ambt behorende versierselen. Zoiets geldt in het leven van een stadsdichter toch als het afgeven van het visitekaartje, het uitspreken van de inaugurale rede. Niet dat we al meteen blijven zitten met de kater van een verkeerde keus.

Persoonlijk ben ik dus niet geïnteresseerd in de functie. De organisatie moet later niet op het idee komen bij gebrek aan beter mijn telefoonnummer op te zoeken. ‘Die is er niet’, zal ik zeggen. ‘Probeer het later nog eens.’ In mijn borst huist niet de ziel van een dichter. Bovendien functioneer ik heel slecht op bestelling. Niemand zit erop te wachten dat ik een feestelijk moment komt bederven met mijn twijfels en net iets andere gedachten. En de kans daarop is zeker niet denkbeeldig, moet ik bekennen. Het is veel beter om mij met mijn columns in de marge te laten rommelen en het hoofdpodium te gunnen aan de kakelverse stadsdichter. Of Oisterwijk cultuur schrijft zal de tijd leren, van hem heb ik echter hoge verwachtingen.

Voor de nieuwe stadsdichter hoop ik dat er af en toe ook ferme kritiek zal komen vanwege zijn genadeloze fileermes in de zachte onderbuik van wie we denken te zijn. Als iedereen jubelt, dan doe je iets verkeerd en ben je geen stadsdichter, maar een stadsrijmelaar. Zoiets moet je zelfs in de late herfst van je leven niet willen zijn. Gooi open dus die sluizen van je verontwaardiging als we weer eens iets te ver naast onze Oisterwijkse schoenen dreigen te lopen. Je komt uit Moergestel, het dorp dat wij er zomaar bij hebben gepakt. Omdat het beter voor Moergestel was deel uit te gaan maken van de moderne wereld. Hier is je kans ons al dat koloniale geneuzel betaald te zetten. Vergeet de geurende paddenstoelen in de mistige ochtendlucht. We weten inmiddels wel dat we in een best aardige omgeving wonen. Prik lek de ballonnen van onze eigendunk. Laat mij aan het einde van je termijn zeggen: ‘Het viel eigenlijk helemaal niet tegen.’

 

Roland Smulders