Columnist Roland Smulders neemt u mee, een kijkje in zijn Oisterwijk:
In mijn woonplaats Oisterwijk gaat het de laatste tijd weer regelmatig over de overlast door bewoners van het asielzoekerscentrum. Berichten over politie die moet toesnellen om een einde te maken aan een vechtpartij. Gevolgd door een update om te melden dat het vuurtje weer oplaaide. Uitnodigingen aan inwoners om creatief los te gaan met opmerkingen over raddraaiers die over enkele maanden toch weer in Oisterwijk te boel lopen te verzieken. Misschien heeft het te maken met het aanbreken van de lente. Tijdens de winter lagen die raddraaiers te bibberen onder een dikke stapel dekens, maar nu kunnen ze weer.
Waarschijnlijker lijkt het mij dat er op en rond een asielzoekerscentrum altijd wel wat gebeurt. Zoiets valt niet te voorkomen als je veel mensen langere tijd bij elkaar zet. Nederlanders zonder migratieachtergrond lukt het niet eens om één zondagmiddag samen naar een voetbalwedstrijd te kijken zonder dat het knokken wordt. Zo bezien zijn asielzoekers een toonbeeld van zelfbeheersing.
Bij het lezen van de berichten over vechtende bewoners van het AZC kan ik het niet laten aan de woorden van de verantwoordelijke staatssecretaris te denken. Hij gaf in de Tweede Kamer tijdens het Vragenuurtje zonder blikken of blozen toe een soort ‘Eric met de losse handjes’ te zijn. Alleen als iemand naast hem slachtoffers van de Holocaust uit stond te jouwen weliswaar, maar toch. Van een bewindspersoon verwacht ik toch een zekere terughoudendheid op dat gebied. En hadden de bewoners van het AZC in Oisterwijk ook niet een goede reden om ouderwets uit hun plaat te gaan? Waar de staatssecretaris zowaar apetrots op lijkt te zijn, mogen we anderen toch niet verbieden.
Dit jaar moeten we weer naar de stembus. Voor het Europese Parlement, maar belangrijk genoeg om de echte problemen weer eens haarscherp op het netvlies te projecteren. Politie rijdt af en aan om mattende asielzoekers uit elkaar te houden. Een gebed zonder einde. Machteloze inwoners die zich tot de politieke partijen wenden waar wel begrip is voor hun lijden. Zijn we niet lang genoeg tolerant en gastvrij geweest? Wordt het geen tijd bij de verkiezingen eens een duidelijk signaal vanuit de onderbuik af te geven?
Als ik door Oisterwijk loop, zie ik eigenlijk nooit overlast veroorzakende asielzoekers. En ik loop er toch al best lang, daaraan ligt het niet. De berichten in de lokale media kunnen gemakkelijk de indruk wekken dat in mijn dorp een soort anarchie heerst, maar volgens mij valt het nog mee. Geen massale vechtpartijen en geen relschoppers die plunderend van winkel naar winkel gaan. Al kan dat laatste er ook mee te maken hebben dat veel winkels tegenwoordig leeg op een nieuwe huurder staan te wachten. Voor een beetje plunderaar valt in mijn dorp geen droog brood te verdienen.
Laatst stond de straat weer ik woon ook vol met politiewagens. Gewoon een anekdote om de kwestie luchtig af te sluiten. Ze waren allemaal gekomen om een voor een niet bestaande schoorsteenbrand uitgerukte brandweerploeg mentaal te steunen. Met gillende sirenes en flitsende zwaailichten, want het voortbestaan van Oisterwijk stond op het spel. Er bleek geen sprake te zijn van een indoorbarbecue door mensen met migratieverleden, maar slechts van een verbouwereerde Nederlander onder de douche, dus werd er aan het voorval verder weinig ruchtbaarheid gegeven. Ik betrapte mezelf op een dubbel gevoel. 1. Aan agenten bestond in Oisterwijk nog geen gebrek en 2. goed dat ik niet op het idee was gekomen een lekker warme douche te nemen.
Roland Smulders