Columnist Roland Smulders neemt u mee, een kijkje in zijn Oisterwijk:
Carnaval ligt alweer even achter ons. De eerlijkheid gebiedt me te bekennen dat ik er deze keer uitsluitend kennis van heb genomen via de televisie. De lokale omroep voor wat er in mijn woonplaats Oisterwijk te doen was, Omroep Brabant voor de muziek en tussendoor YouTube om te zien wat anderen in de wereld ervan wisten te maken. De rest van de tijd ging en gaat op aan het heen en weer rijden tussen mijn woning en het ziekenhuis. Je moet een hobby hebben, zeggen ze. Wat ik er vooral van leer, is dat bestuurders tijdens de avondspits over extreem korte lontjes beschikken en totaal geen rekening wensen te houden met anderen.
Verder valt het op dat de gemeente waar ik woon weinig moeite doet wat licht in de duisternis te brengen. Iets wat het lastig maakt overstekende feestgangers op tijd te spotten. We leven in 2024, Jan en alleman gaat met een raket naar de maan en in Oisterwijk krijgen we het niet gedaan twee punten door een intacte draad met elkaar te verbinden. De gemeente wijst naar de netwerkbeheerder en deze wijst op het voorhoofd.
Natuurlijk kan het altijd erger. In Oss kwamen de narren op het hoogtepunt van carnaval zonder stroom voor de muziek en de bierpomp te zitten. Ze probeerden het nog even a capella, maar hielden het toen voor gezien. Gedupeerde horecaondernemers hoopten voor de camera dat iedereen later de rekening nog zou komen betalen. Ik heb er een hard hoofd in, maar laat me graag van het tegendeel overtuigen.
De aandacht in de ‘Hochburgen’ van het Brabantse carnaval is alweer gericht op de toekomst. halfvasten, de elfde van de elfde en het kiezen van de nieuwe stadsprins. Carnavalvierders hebben altijd wel wat om naar toe te leven. In dat opzicht kan de rest van Nederland er het een en ander van leren. Oisterwijk maakte alvast het motto bekend voor 2025. ‘Dees Daoge Dol’. Er zit een verwijzing in naar de naam ‘Dollekesgat’ en de dennenappel oftewel ‘mastendol’ die tijdens de zotte dagen aan het raadhuis hangt. Niet dat anderen denken dat we in Oisterwijk zomaar wat doen. Er zit wel degelijk logica in de waanzin.
Een beetje een gemiste kans vind ik het wel. Belangrijke carnavalssteden zoals Keulen gebruiken het motto om flink wat buitenlands kapitaal aan te trekken. Ze hebben het bijvoorbeeld over ‘Narren aus aller Welt’ en zien de euro’s vrolijk stromen. Wat ze daar kunnen, moeten we in Oisterwijk toch ook voor elkaar krijgen. Het stroomnet moet op de schop en het buitenzwembad gerenoveerd. Waarom niet een gooi gedaan naar alle Chinezen die nu toch maar wat verloren ronddobberen op een bootje in Giethoorn? Ze zijn toch in Nederland en kunnen net zo goed ook even van de Oisterwijkse gastvrijheid komen genieten. Voorzien van foto’s en filmpjes met beelden van ‘Mastendollekes’ in alle fasen van drankgerelateerd geluk keren ze huiswaarts en overtuigen de vrienden ook eens te gaan kijken.
Om het voor elkaar te krijgen hebben we een solide marketing nodig en die begint wat mij betreft met een motto dat de doelgroep raakt in het hart. Zelf denk ik aan iets zoals ‘Ni Hao naor jou’ om uiting te geven aan onze uitgestoken hand, maar als iemand een betere suggestie heeft, vind ik dat natuurlijk ook goed. Hoofdzaak is dat er genoeg binnenkomt om de boel mee op te kunnen knappen.
Roland Smulders