Care Inn

Nathan Bell met Pinksteren bij GUO in Oisterwijks Ketelhuis


Op Tweede Pinksterdag 20 mei verwelkomt GUO-concerten Groeten Uit Oisterwijk de Amerikaanse siso-writer Nathan Bell op haar podium. Dit GUO-concert in Het Ketelhuis (bierbrouwerij Work In Brew, Almystraat 18, Oisterwijks industrieel erfgoedcomplex KVL) begint om 15:00u. Op de concertdag tussen 14:30 en 15:00u verkoopt GUO tickets aan haar zaalkassa (cash: geen pin!), maar VOL=OP! Wie zeker wil zijn, winkelt nu al in GUO’s ticketshop: press blue button ‘GUO tickets’ hier helemaal onderaan.

Nathan Bell

Eerste helft jaren negentig gaf Nathan Bell abrupt de brui aan zijn onzekere pieken en dalen bestaan als siso-writer. In het decennium daarvóór trok hij met Susan Shore en begeleidingsband vanuit Iowa door USA en Canada met twee albums als tastbaar resultaat. In 1991 settelde hij zich in Nashville, trouwde en stichtte een band die zich nu weer The Boot Licking Weasels dan weer Art Fuch and the Art Fuchs noemde. De illustere studio-opnames zouden nimmer daglicht zien. En toen dus, eerste helft jaren negentig, kwam die radiostilte, dat sabbatical, daarmee die zelfkastijding ook. Om de pieken en dalen onzekerheid als creërend siso-writer te ontvluchten.

12 ambachten 13 ongelukken in 14 jaar
Maar wat -bij leven- heet zeker? Zijn fatsoenlijk-brave burgermansbestaan schonk hem weliswaar zoon en dochter, maar bracht hem niettemin van regen in drup, van ene in andere roller coaster. Hij verhuisde naar Chattanooga en begaf zich maar liefst veertien jaar lang in het twaalf ambachten dertien ongelukken manusje van alles circuit. Geen gitaar of mondharmonica raakte hij aan, geen song ontsnapte brein, strot of pen. Hij stopte zelfs met luisteren naar spannende muziek die buiten de lijntjes kleurde en met lezen van poëzie, een passie die hij meekreeg van vader die niet onverdienstelijk dichtte. Om pas in 2007 deze radiostilte te doorbreken. Omdat bloed kroop waar het niet gaan kon. Zelfs na veertien jaar.

Als kind had hij drie idolen in wier voetsporen hij wou treden: zijn vader (auteur), Bert Campaneris (Oakland’s shortstop basebalspeler) en Serpico (politieheld). In plaats daarvan werd hij siso-writer, voetballer en meer dan eens in de kraag gevat. School was niet aan hem besteed. Zijn enige collegejaar liet hij ontaarden in een rampzalige puinzooi. Op zijn twaalfde (in 1972) ontfermde John Bowie zich over hem en onder diens hoede ervoer hij plezier in gitaarspel. Het heengaan van zijn mentor, zijn eerste en enige gitaardocent, op 27-jarige leeftijd (in 1977) ging hem niet in de kouwe kleren zitten, blies hem van de sokken zelfs. Zijn dierbare erfstuk ‘Let It Bleed’ van The Rolling Stones koestert hij sindsdien als relikwie.

Neil Youngs ‘Harvest’
Autodidactisch ploegde en ploeterde hij voort. Luisterend naar Lightnin’ Hopkins en Sonny Terry & Brownie McGee kreeg hij de blues onder de knie. Jack London, William Carlos Williams en Frank Herbert lezend leerde hij zichzelf songteksten schrijven. Maar wat hem de sporen richting eigen muziekpad gaf, was het eerste album dat hij zich van zijn eigen zakgeld permitteerde: sinds Neil Youngs ‘Harvest’ was hij pas echt vertrokken. Nog altijd is deze americana-klassieker zijn all time favoriet, zijn ultieme kompas dat hem toen, in 2007, terug op koers bracht en sindsdien houdt. De internationale muziekpers plaatst hem tussen Johnny Winter, Sister Rosetta Tharpe en –getuige een recensie in A Box of Birds uit Nieuw Zeeland- andere americana-helden:

“Sometimes a solo artist can knock your socks off and Nathan Bell is one of these. With a voice and songs sitting alongside the likes of Townes van Zandt, Guy Clark, John Prine etc. Really!! – this guy’s songs and voice hit you with a clarity not often encountered. Sharp edged songs, a voice of gravel and grit and whiskey and some rather accomplished guitar playing makes this guy pretty special.”

Gelukzak
Na zijn sabbatical nam zijn bestaan als siso-writer alsnog de lift omhoog. Sindsdien registreerde hij eigen werk op een resem albums waaronder zijn ‘The Family Man Quartet’. Aanvankelijk bedoeld als trilogie maakte een ongepland nakomertje het kwartet vol: ‘Black Crow Blue’ (2011), ‘Blood Like A River’ (2012), ‘I Don’t Do This For Love’ (2016) en, als bonus dus, ‘Loves Bones And Stars, Love’s Bones And Stars’ (2018). Die bonus kwam met het vorderen der jaren: man op middelbare leeftijd, gezondheidsakkefietje achter de rug, dus tijd om te reflecteren op zijn leven en dat vooral te koesteren en te vieren als gelukkigste man op aard. Want, zegt hij, al klinkt hij soms bozig, hij is dankbaar voor wat en wie hij mag zijn: een gelukzak, omringd door liefdevolle naasten, in een veilige omgeving, elke ochtend een kop vers gezette koffie, een gitaardocent en een siso-writer die er op uittrekt om zijn eigen werk over het voetlicht te brengen.

De laatste jaren opereert hij vanuit Signal Mountain, Tennessee. Hij zegt eindelijk naar buiten te durven treden met liefdevolle songs vanuit zijn eigen perspectief in plaats van dat van een ander. Dat wil zeggen: hij schreef ze al wel eerder, maar bracht ze nooit uit. Schijnbaar gewoon aan de buitenkant, buitengewoon van binnenuit. Met zulke uitspraken kan hij je zomaar op het verkeerde been zetten. Van ogenschijnlijke eenvoud én onbeschrijflijke schoonheid zijn ze zeker, zijn songs zonder opsmuk. Des te meer grijpen ze je bij de strot, raken ze je doeltreffend, overtuigend en overrompelend. Zijn teksten zijn de moeite van het beluisteren waard, zijn rauwe zang klinkt intens doorleefd. Geëngageerd troubadourswerk verpakt in sobere, relevante luisterfolk.

Working class American
Want, zijn liefdevolle inborst ten spijt, Nathan Bell zingt allesbehalve een romantisch love, peace and understanding repertoire bij elkaar. Oprecht en transparant wil hij klinken, zowel in opnames als tijdens concerten. Bovendien heeft hij wat te vertellen, dus wil hij gehoord worden en zich niet wegsteken achter een geluidenbrij van drums, elektronica en andere ruis op de lijn. ‘Working class American’ noemt hij zich, geëngageerd links, atheïstisch, muzikaal rusteloos, een artistiek borrelend en gistend vat, immer broedend op iets nieuws.

Het tekent hem ten voeten uit dat hij zich eind 2016 genoodzaakt voelt abrupt in te breken op zijn trilogie die later in een kwartet zou ontaarden. Oorzaak: de politieke ontwikkelingen in eigen land, uitmondend in de verkiezing van Trump als ‘zijn’ nieuwe POTUS. Want hoe nu verder in zijn land dat zo verdeeld is en waar zoveel mensen zich laten opjutten en zich tegen elkaar laten uitspelen door zakkenvullers en haatzaaiers? Uit zijn diepste ongenoegen borrelt een onverzettelijke strijdvaardigheid op waarmee hij de zich opstapelende wantoestanden aan de kaak stelt. Koortsachtig werkt hij aan nieuwe songs, dag en nacht. Resultaat: ‘Love is Greater Than Fear (48 Hours In Traitor Land)’, een kaal, grimmig tussendoortje vol waarheden als een koe, rauw gezongen, vol emotie, waardoor alles extra hard binnenkomt . Elf memorabele songs over zijn politieke landschap, soundtrack van het tijdsgewricht waarmee hij moet zien te dealen.

Trumpiaans populisme
Geïnspireerd door wat hem in zijn eigen omgeving dwars zit, ventileert hij zijn afschuw van goedkoop ‘Trumpiaans populisme’. ‘Zijn’ POTUS definieert hij als een onvoorspelbare, onbetrouwbare malloot en zijn verkiezing als een slag in het gezicht van talloze Amerikanen. Hij verhaalt van een hopeloos verscheurde natie waarin goed volk, verblind door angst en machteloosheid, zich laat meeslepen in hatelijke politieke praktijken. Verwerpelijk gedachtegoed verpakt in nepnieuws dat onderbuikgevoelens uitvergroot, vreemdelingenhaat aanwakkert en wapenbezit propageert.

Sinds Trump POTUS af is, is Nathan Bell er allesbehalve gerust op. In 2020 verschijnt ‘I Don’t Do This For Love’, een docu over hem. Zijn album ‘Red, White And American Blues’ geeft hij als subtitel: ‘It Couldn’t Happen Here’, een verwijzing naar een roman uit 1935 van Sinclair Lewis. Hierin beeldt de Amerikaanse auteur zich in dat zijn landgenoten zich laten verleiden tot het uitdragen en aanhangen van fascistisch gedachtegoed. Geen protestalbum, maar wel met protestsongs. Geen Black Lives Matter album, maar wel met songs waarin black lives ertoe doen. Een Amerikaans album over een verscheurd land en haar verscheurde bevolking.

Meer is niet nodig
Het vergt weinig verbeeldingskracht om in het geëngageerde werk van Nathan Bell parallellen te ontwaren met het opkomend populisme van buiten zijn USA. Zijn soloconcerten kunnen effectief binnenkomen. Een set rake songs met urgente teksten, een rauwe, emotievolle stem, een akoestische gitaar en een mondharmonica: meer is niet nodig. Toch klinkt Nathan Bell niet bitter, cynisch, hopeloos of fatalistisch. Immer sijpelt dat sprankje hoop door dat liefde de angst zal overwinnen.

Eind 2020 vergalden covid-restricties zijn geplande GUO-concert. Nu, dik drie jaar verder, komt hij die schade inhalen.