Het is voorbij, het herfsttij met al zijn natte narigheid; de winter is zojuist in nog onbekende gedaante tot ons gekomen
Nu worden de dagen alsmaar korter en de nachten alsmaar langer; wij tasten soms in het duister, want schaars is het zonnelicht
De kou ontlopend sluiten wij ons op in onze huizen, daar warmte vindend, wij houden deuren en ramen dicht
Wij gaan in de avond vroegtijdig naar bed, onder de wol gelukzalig van het komend KERSTFEEST in een besneeuwde wereld dromen
Maar helaas, soms dringen benauwende visioenen zich aan ons op waardoor die mooie droom dan jammerlijk wordt verstoord
Kan het nog een zalig Kerstfeest worden met die oorlogen, niet alleen ver weg van ons maar ons ook angstwekkend dicht nabij?
Met die wereldwijde onrust, rampspoed overal, die doffe ellende, die wij eerder niet kenden, daarvan wordt toch geen mens op moeder aarde blij?
Met die tirannieke dictators en hun onderdrukking en vervolging, leidend tot marteling, doodslag en massamoord
Maar kom, nu toch maar die ontmoedigende somberheid laten varen en ons richten op de mooie kerst- en wintertijd
Deze vraag dient zich dan aan: “Zal er ooit nog een échte winter komen;
zo een waarvan mensen ook wel eens zalig dromen?”
Zo’n winter met vrieskou, rijp op de daken, ijsbloemen, hagel, sneeuw en ijs, och als die er nog eens zo een, nu meteen zou komen
Zo een met karakter die ons een witte Kerstmis brengt in een winterparadijs
Kan het nog nu de aarde opwarmt en tot een ongewisse toekomst leidt?
En dan midden in zo’n ware onvervalste winter gaan genieten van de Kerst dat prachtig, onvergankelijke christelijk feest
Met twee dagen waarop mensen elkander vreugde schenken, hun eigen leven overdenken en zich over de betekenis van hun hun bestaan bezinnen
En waarop zij oprecht besluiten het aanstaande nieuwe jaar met goede voornemens en aandacht voor de medemens te beginnen
Dagen ook waarop welwillende mensen elkaar het beste wensen:
geluk, gezondheid, heil en zegen maar VREDE OP MOEDER AARDE nog het meest
Ton van de Wouw
Stadsdichter