
Als u dit gedicht gaat lezen, nou ja eigenlijk is het maar simpele rijmelarij
Zijn de winter en de februarimaand anno twee duizend vijf en twintig
-Want oh jawel, de tijd gaat snel- alweer op een haartje na voorbij
Niemand, denk ik, zal daar over treuren, want hiep hoera de lente komt
Tóch, over het weer blijven wij zeuren, een gemor dat nooit verstomt
Maar nu durf ik te beweren dat ik weet hoe ik het tij kan keren, dus wees blij
Want met zelfoverschatting denk ik een wonder te kunnen laten gebeuren
Waardoor het weer plotsklaps op gaat klaren en ons zó opbeurt en verblijdt
Dat de mensen in Oisterwijk, Moergestel, Heukelom en Haaren wijd en zijd
Een goed gemoed bewaren omdat boven hun hoofd het zonnetje schijnt
Hun humeurigheid als sneeuw voor de zon verdwijnt en zij niet langer zeuren
Zodat een tijd aanbreekt zonder somberheid waarin niemand nog zal treuren
Wel beseffend dat, hoe het ook verloopt met weer en wind en zonnestand,
Alléén bepaald wordt door de weergoden, en die zijn buitenaards, weten wij
Die vermeende regelaars maken ons met hun kennis óf chagrijnig óf heel blij
Maar tóch kan ook de mens op aarde het klimaat een beetje sturing geven
Dringend nodig ook wil dit schepsel op zijn planeet gelukkig blijven leven
Doch hoe de aarde om de zon draait of andersom ligt exclusief in God’s hand
Eureka! Er waren toch ook ooit ménsen die de zon en het weer konden sturen
Wie waren dat nou ook alweer, ik peinsde me suf: mijn geheugen ging tekeer
En ineens schoot mij de naam te binnen van wijlen ziener Johan Verschuuren
De Brabantse eminente voorspeller van het alledaagse provinciale kloteweer
Die had het meestal bij het rechte eind maar sloeg de plank ook weleens mis
Het is terecht, al viel dat bij hem slecht, dat hij soms kritiek moest verduren
En oh ja, er waren destijds ook nog de heren Piet Paulusma en Jan Pelleboer
Ook overleden profeten die van zon en weer en wind alles meenden te weten
Maar, en daarom zullen wij hun mooie weerpraatjes niet zo gauw vergeten,
meestal verzandden in gewichtig, onbegrijpelijk meteorologisch geouwehoer
En tóch, zouden die genoemde drie voor ons niet een potje kunnen breken
Door in het hiernamaals bij de weergoden voor ons mooi weer af te smeken?
Maar dat voor elkaar te krijgen is, denk ik, voor die drie een hele tour
Met die twijfel heb ik mij naar ons kapelletje “Maria van de Vrede” begeven
Devoot ben ik daar voor de beeltenis van de Moeder Maria gaan staan
Ik stak er voor de weermannen van weleer drie betaalde kaarsjes aan
Heb hen gevraagd het wonder door hun voorspraak te laten geschieden
Hetgeen hen bij de weergoden toch moet lukken, met slim loven en bieden
Ik verwacht nu samen met u dat het wonder ook echt zal gaan gebeuren
En wij dan, niet meer over het weer zeurend, vredig verder kunnen leven
Stadsdichter
Ton van de Wouw