Columnist Roland Smulders neemt u mee, een kijkje in zijn Oisterwijk:
In mijn woonplaats Oisterwijk hebben laatst zestien inburgeraars hun participatieverklaring ondertekend. Het is zo’n bericht dat in eerste instantie positief lijkt, maar dat aan glans verliest naarmate er langer over wordt nagedacht. Niet omdat ik tegen inburgeraars ben, jarenlang hielp ik zelf met inburgeren, maar wel omdat ik me afvraag waarom zij iets over hun participatie moeten verklaren en bevestigen met een handtekening. Zoiets vragen we van inwoners zonder inburgeringsachtergrond toch ook niet. De inburgeraars hebben moeten deelnemen aan een workshop over gelijkheid en krijgen vervolgens te horen dat zij toch iets minder gelijk zijn en een aanvullende krabbel moeten plaatsen om volwaardig mee te tellen.
Van inburgeraars werd vroeger vooral verwacht dat ze hun best deden de Nederlandse taal een beetje onder de knie te krijgen. Als dat lukte – en meestal ook in andere gevallen – kregen ze een mooi inburgeringsdiploma en een verwijzing naar de reguliere vormen van hulpverlening. Achteraf bezien ging het er allemaal een beetje amateuristisch aan toe, maar het werkveld was nieuw en we moesten alle wielen eerst zelf uitvinden. In een dergelijke situatie kom je niet zo snel op het idee dat de inburgeraars door middel van een officiële handtekening wel eerst nog even moeten bewijzen over de juiste instelling te beschikken.
Als Nederlandse inburgeraars in verre oorden workshops moeten volgen over de Sharia, het belang van lijfstraffen, de voordelen van polygamie en huisvaders met absolute macht, dan staat vermoedelijk heel Nederland en zeker het verlichte deel daarvan uit pure verontwaardiging op de achterste benen. Hoe halen de overheden in die verre oorden zulke belachelijke dingen in het bebaarde hoofd? En ook nog eisen dat keurige Nederlanders zichzelf officieel vernederen door in het bijzijn van een dorpshoofd een idiote verklaring tekenen over hun bereidheid op de ingeslagen weg door te gaan? Gekker moet het toch echt niet worden.
Zulke gedachten spelen dus allemaal door mijn hoofd. ‘Kijk’, zeggen we tegen een inburgeraar, ‘als je van plan bent met ons mee te spelen, dan moet je wel eerst even dit papiertje ondertekenen en heel plechtig beloven onze waarden te omarmen.’ Wat het precies inhoudt? Dat ligt helemaal aan de situatie van het moment. In elk geval pindakaas en hagelslag bij het ontbijt, juichen voor de vrouwen van Oranje en minstens vijf carnavalskrakers van André van Duin mee kunnen lallen in beschonken toestand.
Volgens recente peilingen schaart inmiddels ruim een derde van kiesgerechtigd Nederland zich achter een ideologie met een heel beperkte opvatting van voor wie gelijkheid telt. De inburgeraars moeten nog veel leren, maar dat hebben ze wel meegekregen tijdens het verblijf hier. Wat denken ze op het moment dat ze de pen op het papier drukken? Zelf denk ik iets in de trant van: maar goed dat er nog inburgeraars zijn om de Nederlandse kernwaarden levend te houden. De rest van de bevolking doet er duidelijk niet meer aan.
Gelukkig zal de soep ook in dit geval tussen het opdienen en nuttigen nog wat afkoelen. De participatieverklaringen zullen nog een tijdje rondslingeren en na ontvangst van het Nederlandse paspoort richting bak voor het oud papier verhuizen. De laatsten der Mohikanen waren ze. Er waait een gure wind door Nederland. Aan de gemeente Oisterwijk wordt binnenkort met klem gevraagd inburgeraars geen slappe sprookjes op de mouw te spelden.
Roland Smulders